Het is fijn dat het er is: het weer.
Het weer is een uiting van ons klimaat en als we Trump mogen geloven hebben de Chinezen bedacht dat we een klimaatprobleem hebben. Dat vonden ze in China wel een leuk speeltje, een klimaatprobleem.
Het is eigenlijk een raar woord ‘weer’. Vroeger had men het over ‘weder’. Dat woord vind ik chiquer, het heeft meer cachet, maar het is volledig achterhaald.
Maar goed. Het weer.
Daar is altijd wat mee.
Vooral in Nederland.
Eind mei was het warm, om niet te zeggen héél warm. En nu weer. Om niet te zeggen trópisch warm. We liggen halverwege het jaar alweer bijna tegen een volgend warmterecord aan.
Gerrit Hiemstra en Marco Verhoef beleven hoogtijdagen. Meteorologisch is het natuurlijk buitengewoon interessant, en dat steken ze niet onder stoelen of banken. Maar die weermannen hebben toch ook gewoon een gezin dat ze niet graag binnen enkele decennia onder een verhoogde waterspiegel zien verdwijnen?
Het weer.
Op de markt. ‘Ik dacht, ik ga maar vroeg, want het wordt heel warm vandaag.’
‘Ik heb het nu al warm, voor mij hoeft dit niet zo.’
‘Kijk laatst met die kou, dat is ook niks, maar dit is dan natuurlijk wel weer het andere uiterste.’
‘Ik wil er heus wel van genieten, maar ja, ik krijg er van die opgezwollen enkels van en dan kan ik echt niks meer. Dan kan je me wegbrengen.’
‘Ik kan er niet tegen. Het is heel beroerd voor mijn suiker, ik ben de hele dag bezig met drinken.’
In de supermarkt. ‘Hier is het tenminste lekker koel.’
‘Koel? Het lijkt wel of ze je hier nog voor je dood willen invriezen.’
‘Nou, wat mij betreft hoeft dit niet zo. Zo’n graadje of 21 of 22: oké. In Spanje voelt het heel anders aan hé, als het dertig graden is. Hier heb je altijd van die vieze klamme warmte. Schijnt iets te maken te hebben met de lucht of zo.’
‘Ik doe geen oog dicht met die hitte. Vannacht dreef ik gewoon letterlijk mijn bed uit en de hond is ook helemaal van slag. Die zit maar te hijgen. Maar ja, dat kan niet anders, die kan niks uittrekken hè?’
In de lift staat twee zwetende ouderen. Ze leunen op de supermarktwagen. In een van de karren staan sixpacks Cola en Fanta.
‘Warm, hé?’
‘Nou. Heel warm.’
‘Het schijnt dat het nog warmer gaat worden.’
‘Zeggen ze dat?
‘Ja, dat zeggen ze.’
‘Nou, daar zijn we dan mooi klaar mee.’
‘Ja, en ze zeggen dat het heel slecht is voor ouderen. Je ken zomaar uitdrogen.’
‘Oh, vandaar al die flessen.’
‘Ja, je moet wat hè?’‘Heb jij ook suiker dan?’
De lift gaat open.
Waar zouden we het in hemelsnaam in Nederland over moeten hebben als er geen ‘weer’ was?